Hij had zich de eerste momenten dat hij hier was verloren gevoeld. Toen de wagen die hem had gebracht was verdwenen en hij was gaan lopen, terwijl de avond al begon te vallen en de schaduwen allerlei risico's voort konden brengen.
Maar dat had hij zo snel mogelijk verdrukt, zo goed en zo kwaad als dat ging. Joseph had diep adem gehaald en was in beweging gekomen. Over zijn ene schouder hing een kleine weekendtas met daarin de weinige dingen die ze hem mee hadden laten nemen. Wat kleding en een flesje water, was waar dat op neer kwam.
Hij zag er al met al eigenlijk niet anders uit dan een slecht voorbereide backpacker; donker, maar loszittend overhemd, donker, openhangend jack, lichte, goedzittende spijkerbroek, rode gympen en het haar wat verward. Tijdens zijn vervoer had hij handboeien om gehad, en rondom zijn polsen waren de rode afdrukken ervan nog lichtjes aanwezig.
Het was het bewijs dat dit echt was allemaal. Dit was zijn nieuwe leven, ook al was het nog niet echt tot hem doorgedrongen. Dat zou ongetwijfeld later komen.
Joseph kon alleen maar hopen dat niemand hem zou zien als die crash zich aan zou dienen.
Hij gokte dat hij ongeveer tien minuten had gelopen door een omgeving die onmogelijk nieuwer voor hem had kunnen zijn, toen voor hem een uitgestrekt plein opdoemde.
Het was leeg, zo te zien, iets waar hij zich over verwonderde door de grote ervan.
Doordat hij zo plotseling een open ruimte op stapte voelde hij zich een moment lang merkwaardig kwetsbaar. Hij liet zijn blik over het plein gaan, kritisch en oplettend, alles in zich opnemend. Alles wat hij van deze stad - als dat het al was - gezien had gaf hem het gevoel op zijn hoede te moeten zijn.
Hij mat zich desondanks nog steeds een nonchalante houding aan, wilde niet kwetsbaar of nerveus overkomen.
Er was een kille wind opgestoken en hij zette zijn tas even neer om zijn jack dicht te kunnen ritsen. Hij nam de tas weer van de grond en liep verder.
Een deel van hem hoopte de kans te krijgen zich rustig te kunnen oriënteren, opdat hij voorbereid zou zijn in zijn interactie met anderen, maar een ander deel van hem snakte naar gewoon menselijk contact, bewijs dat hij hier echt niet helemaal alleen was.
Midden op het plein hield hij stil en opnieuw liet hij zijn blik rondgaan. In de schaduw van een gebouw, aan de rand van het plein, meende hij beweging te ontwaren. Zijn donkere wenkbrauwen trokken samen in een frons. Hij was dus niet alleen.